Bloemen, vele. O de anemonen
langs de weiden in den blauwen morgen
en het reeds gedempte, polyphone
zingen van de vooglen : stille zorgen
die verzwaren met hun lichte weelde
al mijn denken, het vermoeid begeeren
mijner zinnen die verlangen streelde
tot een glimlach – nimmer meer te weren
uit mijn peinzen aan de trage zorgen
van de bloemen, van de anemonen
langs de weiden, in den klaren morgen,
van den vooglenzang, den veel te schoonen…
(J L de Belder)