Verwacht van mij geen klacht meer over ‘t leven,
Gij die te laag staat voor mijn hooge haat,
Gij die niet gist wat strijden is en streven,
Maar zelf u prijst en over braafheid praat.
Dood zijn uw goden; ‘t vleesch is god gebleven.
Wee, wien ik ‘t masker werp in ‘t slijk der straat!
Wien ik het kleed aan flarden ruk, zal beven
En slaan de handen voor ‘t beschaamd gelaat.
Mijn Toorn zal komen als een trotsche wreker,
Sterk als een heermacht en vol heldenmoed,
In de
(Helene Swarth)